dinsdag 22 februari 2011

Schitterende zwakte

Dat gevoel van onmacht, iedere dag, ieder uur, elke minuut. Ik blijf staren, begin te trillen en zwijg terwijl ik van binnen schreeuw. Met mijn hoofd neergebogen probeer ik mijzelf er toe te zetten, maar tevergeefs.

‘Kom op Merel,’ zei Tom terwijl hij met zijn hand over mijn rug streek. Ik keek hem met mijn, zoals Tom dat noemt, ‘lege ogen’ aan. Hij noemt me altijd zijn paradijsvogel met handicap. Dikke onzin natuurlijk. Een paradijsvogel is een prachtig dier, het enige dat we gemeen hebben is dat ik ook stevig gebouwd ben. En een handicap slaat al helemaal nergens op, ook al ben ik misschien niet helemaal gezond. Ik voel me prima, toch? Ik wil nog wel eens weglopen als de waarheid me tegenzit en dan alles verdraaien dat me confronteert met mijzelf. Voorzichtig, langzaam en erg secuur begin ik met eten. De stem in mijn hoofd begint te schreeuwen ‘Hou op, lelijke dikke zeekoe! Stop met eten, je moet dun worden, DUN!’ galmt het in mijn hoofd. Tranen stromen over mijn gezicht. Ik wil niet meer, ik kan niet meer.

Vandaag is de dag aangebroken waar ik al tijden tegenop zag. Allerlei manieren om hier tussen uit te komen spookten al dagen door mijn hoofd. Ik had al een hoop theorieën bedacht om alles te ontkennen zoals gewichtjes in mijn ondergoed en sokken te stoppen, of om liters water te drinken zodat mijn BMI hoger uitkomt. Alles om maar niet geholpen te worden. Het klinkt misschien raar maar ik wil helemaal niet ‘beter’ worden, in hoeverre ik ziek ben dan. Waarom zou je van zo’n eenzaam persoon als ik het enige wat zij nog heeft, afnemen?

De tijd verstreek langzaam in de wachtruimte bij de dokter. Zonder Tom was ik nooit gegaan, hij steunt me in alles wat ik doe, ja oké behalve voor de reden waarom ik hier zit dan. Hij geeft me een kus en houdt mijn steenkoude hand vast. Ik kijk hem aan in zijn mooie blauwe ogen. Zijn blonde, altijd zo nonchalante kapsel en zijn lieve schuine glimlach brengen me iedere keer weer van mijn stuk. ‘Je bent zo mooi, waarom doe je dit jezelf aan?’ vraagt hij. Ik haal mijn schouders op. Waarom zou ik antwoord geven op een leugen? Mijn lange bruine lokken zijn dof en mijn haar begon sinds vorige week uit te vallen. Ik heb nog geen kale plekken, maar zodra ik die wel heb, weet Tom vast niet hoe snel hij moet vluchten. Bovendien ben ik veel te dik en heb ik een stomme wipneus. ‘Mevrouw van Wijngaarden?’, vraagt de dokter. Ik sta op en Tom loopt met me mee en hij geeft me een knipoog. ‘Komt goed, lieverd.’

Mijn woorden die ik van te voren zorgvuldig had uitgekozen zijn me allemaal ontglipt. Tom begon met praten en de dokter luisterde aandachtig, hij liever dan ik. Ik wil dit helemaal niet horen. ‘En wanneer is dit begonnen?’, vroeg de dokter aan mij. Ik dacht na, verschillende beelden flitsen door mijn hoofd. Ik sta in de woonkamer, totaal in paniek. ‘je hebt teveel gegeten, echt veel te veel, stomme doos!’, schreeuwt een stem door mijn hoofd. Ik probeer haar te laten zwijgen, maar ze wordt alleen maar bozer. ‘Spuug het eruit! En doe het nu, anders is het te laat!’. Ik heb nooit eerder mijn vinger in mijn keel gestoken om te purgeren, zoiets behoor je niet te doen, zo ben ik niet, toch? Het voedsel in mijn maag brengt zoveel angst met zich mee dat ik sta te trillen. Zonder na te denken loop ik naar het toilet, doe een elastiek in mijn haren, maak mijn hand nat met water en stop twee vingers diep achter in mijn keel. ‘En de volgende keer even je nagels knippen, meisje,’ zegt de stem nu enigszins plezierig. Ik begin te kokhalzen en niet lang daarna komt mijn net genuttigde maaltijd omhoog. ‘Nou?, vraagt de dokter. ‘Ongeveer vier maanden geleden,’ antwoordde ik.

Toen Tom en ik buiten kwamen, begon ik pas echt boos te worden. ‘Naar de psycholoog? Die man is niet goed bij zijn hoofd!’ stamelde ik verbijsterd. ‘Er moet toch iets gebeuren, Merel. Het gaat gewoon niet langer zo, dat besef je toch wel?’ Teleurstellend laat ik mijn hoofd hangen, ik had gehoopt dat de dokter mij gelijk zou geven en dat hij me dan lachend naar huis zou laten gaan met de woorden ‘niks aan de hand joh, alles gaat prima met je’.

Nog geen week later stap ik van mijn fiets af, ik was extra vroeg weggefietst zodat ik een halfuur langer kon fietsen. Het gevoel dat je calorieën verbrand hebt is nauwelijks te beschrijven, het is iets hemels, bijna magisch. Emotieloos loop ik de psychologenpraktijk binnen. Tom heeft me wel eens een zombie genoemd, omdat ik altijd zo doods voor me uit staar en ik zo bleek ben. Ik bel aan en allerlei zenuwen beginnen door mijn lichaam te gieren. Alles is tegenstrijdig aan mijn leven, en dit nu is één moment uit duizenden. Ik wil absoluut niet de controle over mijn leven en lichaam kwijt, maar ik wil Tom, mijn familie en vrienden niet teleurstellen. Niet dat veel vrienden dit geheim van mij weten. Waarom zou ik ze het vertellen? Ze zouden toch alleen maar overdreven reageren, ik zit echt niet te wachten op medelijden en aandacht. Integendeel, ik zou willen dat iedereen me mijn gang liet gaan. ‘Hoi, kom binnen,’ zei een vrouw vrolijk. ‘Hoi,’ zei ik zachtjes terug. ‘Voor wie kom je?’ ‘Mevrouw de Vries,’ antwoordde ik. ‘Loop maar even mee.’ Ik volgde de vrouw naar een kamer. ‘Ga maar alvast even zitten, ze kan er ieder moment aan komen,’ zei ze terwijl ze alweer wegliep. Ze had gelijk, niet veel later kwam mevrouw de Vries binnen lopen. We stelden ons voor en ze vroeg me of ik iets wilde drinken. ‘Nee hoor, bedankt,’ antwoordde ik. Je weet maar nooit of ze daarna nog gaat vragen wat ik wil drinken of dat ze gewoon calorierijke limonade in zou schenken. We praten driekwartier over mij, wat ik een raar idee vind. Ik houd er helemaal niet van om over mijzelf te praten, maar ik kan onmogelijk opeens haar vragen gaan stellen. De laatste vijf minuten van het gesprek hebben we het over mijn diagnose. ‘Ik heb niet echt een diagnose, of wel?’ vroeg ik haar. ‘Ik denk wel zeker dat ik een diagnose kan stellen. Het is voor mij overduidelijk dat je aan anorexia nervosa lijdt, hoe denk jij daarover?’ vroeg ze. Ik slikte en deed mijn mond een stukje open. Ik wilde iets zeggen maar kon de juiste woorden niet vinden. ‘Denk er maar even over na meid, dan zie ik je volgende week weer. Zelfde dag, zelfde tijd.’

En zo begon een lang proces in mijn leven. Een erg vermoeiend proces dat maar niet opschoot. Het is alweer een halfjaar geleden toen ik mijn laatste gesprek met mevrouw de Vries had. En nog ben ik vaak bang, bang voor een terugval, bang dat het verleden mijn toekomst wordt. Maar ik zal blijven vechten, vechten tegen mijn tweede ik. Vechten tegen iemand die ik niet wil zijn, maar wel mijn ideaal is, of was. Nee, opgeven dat doe ik niet.



Hildegard Eva Visscher

woensdag 25 augustus 2010

De koelkast zoeken.

Me, my sister (who is filming) and her boyfriend didn't know where the fridge was.
So after I found the dishwasher and the freezer I finaly found it.
This was when we came back from the city at midnight, a bit drunk as you can see.

maandag 23 augustus 2010

ohmy!

23082010. good lord, i need some sleep. but im to busy being silly all the time.

Volgers